Verbod op financiële onderaanneming – eerste interpretaties en verduidelijkingen

Sinds 01.01.2025 geldt er een verbod voor onderaannemers om het geheel van de uitvoering van de overeenkomst die hij gesloten heeft met zijn eigen medecontractant, in onderaanneming te geven. Het is eveneens verboden voor een onderaannemer om alleen de coördinatie van de uitvoering van de overeenkomst te behouden. Recent werden de eerste interpretaties van dit verbod op financiële onderaanneming, zoals voorzien in het nieuwe Sociaal Strafwetboek, gepubliceerd. Deze verduidelijkingen kunnen belangrijke implicaties hebben voor aannemingsstructuren, in het bijzonder bij projecten met een bouwpromotor.
Bouwpromotor met dubbele hoedanigheid
Bij bouwprojecten waarbij de bouwpromotor appartementen verkoopt, wordt hij volgens artikel 30bis van de RSZ-wet beschouwd als zowel opdrachtgever als aannemer (de zogenaamde dubbele hoedanigheid). In dat geval worden de aannemers die in opdracht van de bouwpromotor werken, in de context van de werfmelding gekwalificeerd als onderaannemers.
Wanneer de bouwpromotor daarentegen eigenaar blijft van de appartementen en deze verhuurt, wordt hij uitsluitend als opdrachtgever beschouwd. De aannemer die dan voor hem werkt, wordt aangemerkt als hoofdaannemer en niet als onderaannemer.
De vraag rees vervolgens of het verbod op financiële onderaanneming ook van toepassing is op een aannemer die werkt voor een bouwpromotor-verkoper. Het verbod is immers van toepassing op elke vorm van onderaanneming (zie onze eerdere artikel hierover voor meer toelichting).
De overheid heeft bevestigd dat de specifieke definities van aannemer en onderaannemer uit artikel 30bis van de RSZ-wet niet bepalend zijn voor de toepassing van het verbod op financiële onderaanneming. Dit betekent concreet dat een aannemer die werkt voor een bouwpromotor met dubbele hoedanigheid, niet als onderaannemer wordt beschouwd in het kader van dit verbod. Hij blijft hoofdaannemer en valt dus buiten het toepassingsgebied van het verbod.
Verdere invulling van “geheel van de uitvoering van de overeenkomst” en “coördinatie”
Onlangs werd bijkomende duiding gegeven bij de kernbegrippen “geheel van de uitvoering van de overeenkomst” en “coördinatie”.
Voor het eerste begrip, is het belangrijk om te noteren dat de activiteiten die de onderaannemer behoudt en dus zelf uitvoert, ook taken moeten zijn die eigen zijn aan de betreffende sector (hetzij de bouw, hetzij de verhuis of vleesverwerkende sector).
Voorbeeld: Een onderaannemer die zelf geen bouwactiviteiten uitvoert, enkel materiaal levert op de werf en de metselwerken zelf volledig uitbesteedt aan sub-onderaannemers, handelt in strijd met het verbod.
Er moet op basis van de feitelijke omstandigheden aangetoond kunnen worden dat de onderaannemer nog zelf opdrachten uitvoert in lijn met de contractuele verplichtingen tegenover zijn medecontractant.
Voorts is er invulling gegeven aan het begrip “coördinatie”. Dit omvat taken zoals planning, organisatie, communicatie tussen betrokken partijen, maar ook opvolging en controle over de voortgang van de werkzaamheden, risicobeheer en het oplossen van problemen.
Dit komt neer op een superviserende rol om ervoor te zorgen dat de uitvoering van de opdracht verloopt volgens de verwachtingen en afspraken.
Indien de onderaannemer enkel deze coördinatietaken behoudt zonder zelf sectorgebonden uitvoerende taken op te nemen, is er sprake van een inbreuk op het verbod.
Bij de beoordeling of de effectieve uitvoering behouden blijft, wordt onder meer gekeken naar:
- Eigen personeel;
- Technische mogelijkheid om de werken zelf uit te voeren;
- De contractuele tarieven;
- De keten van onderaannemers;
- Etc.
Wij volgen de verdere ontwikkelingen op de voet en houden u graag op de hoogte van nieuwe interpretaties of eventuele rechtspraak. Heeft u hierover vragen of wenst u een concreet dossier te bespreken, dan staan onze specialisten van Van Havermaet uiteraard voor u klaar.